Bedragen onder toegekend/ geadviseerd 2021-2024, hebben betrekking op de programmeringsbijdrage per editie.
**Bedragen onder totaal toegekend 2021-2024 zijn per editie, inclusief organisatiebijdrage - rekening houdend met de verwachte bijdragen van de lokale overheden.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
De commissie beoordeelt de artistieke positie als voldoende.
Het festival Dancing on the Edge vindt tweejaarlijks plaats in het voorjaar in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Utrecht. Het is een twaalfdaags multidisciplinair kunstenfestival dat een platform en podium is voor eigentijdse (podiumkunst)artiesten uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA-regio). Amsterdam geldt als thuisbasis voor het festival en daar vindt het grootste deel van de activiteiten plaats.
De commissie constateert dat het festival zowel een presenterend festival als platform beoogt te zijn voor kunst uit de MENA-regio. De rol van het festival op het gebied van artistieke uitwisseling met de MENA-regio vindt zij helder beschreven. De commissie is echter kritisch over de uitwerking van bijkomende doelen en ambities die het plan bevat. Zo wordt het op basis van het plan volgens haar niet duidelijk wat de organisatie bedoelt met het creëren van een platform, hoe dat vorm krijgt en wat het festival daarmee beoogt. Evenmin krijgt zij een goed beeld van de beoogde effecten van dat platform binnen het Nederlandse podiumkunstenveld. De reflectie op de ontwikkeling van het festival in de afgelopen jaren maakt duidelijk dat het festival vooral meer nieuwe activiteiten toevoegt zoals ‘DOTE Lab’ en een online magazine. De commissie vindt dat er uit die veelheid aan doelen en programmaonderdelen een gebrek aan focus blijkt, waardoor zij de beoogde ambities niet realistisch vindt.
De vertaling van de artistieke uitgangspunten naar de programmering leidt volgens de commissie tot interessante producties, die veelal niet in Nederland te zien zijn. De commissie is ook positief over de coproducties die door het festival worden geïnitieerd, zoals met makers Mohamed Toukarbi en Tania El Khoury en de beoogde samenwerking met Theater Utrecht en Noord Nederlands Toneel. Kritisch is de commissie over de programmeringsaanpak zoals die is beschreven in het plan. Zo wordt gesproken over het inzetten van cocuratoren en beoogt de organisatie het festival vorm te geven in cocreatie met makers, partners, en gemeenschappen. Het wordt de commissie onvoldoende duidelijk hoe die verschillende invalshoeken worden samengebracht en in hoeverre de verschillende stemmen artistiek-inhoudelijk inspraak hebben op de programmering. Het plan biedt de commissie te weinig handvatten om ervan overtuigd te zijn dat het festival een interessante invulling geeft aan de artistieke visie.
Op het gebied van vernieuwing en samenwerkingen ziet de commissie enkele aansprekende plannen, maar ook hierbij is zij kritisch over de uitwerking. Zij constateert dat het festival met de residentieprogramma’s en scholarships artistieke uitwisselingen van jonge en gevestigde makers faciliteert en stimuleert. De commissie vindt op dit vlak de voorgenomen samenwerking met Club Guy & Roni en Noord Nederlands Toneel aansprekend, maar zij mist in het plan een toelichting en een artistiek-inhoudelijke motivatie voor deze keuze. Verder leest zij dat er ook internationale (co)producties en samenwerkingsprojecten gepland staan, maar ontbreken er voorbeelden in dit kader.
De commissie beoordeelt de publieksfunctie als voldoende.
Zij vindt het positief dat Dancing on the Edge met zijn programmering een jonge en cultureel diverse doelgroep aanspreekt. Zij is kritisch over de omvang van het publiek, waarvan het aantal betalende bezoekers bovendien relatief laag is. Weliswaar streeft het festival naar een vergroting van het aantal betalende bezoekers, maar zij mist in het plan op welk publiek het festival zich in dit kader richt en waarom. De meeste doelgroepen vindt de commissie logisch aansluiten, zoals “mensen met wortels in of verwantschap met de MENA-regio”. De andere doelgroepen, zoals expats en dans/theateramateurs, vindt zij minder vanzelfsprekend. Daarnaast mist de commissie inzicht in de publieksaantallen en -samenstelling in de verschillende steden.
Op basis van het plan is de commissie er niet geheel van overtuigd dat er met de programmering aansluiting wordt gevonden bij alle beoogde publieksgroepen. De manier waarop het festival een gemeenschap wil opbouwen waar zowel makers als publiek en stakeholders deel van uitmaken, vindt de commissie aansprekend. Bovendien is zij van mening dat het huidige publiek zich hierdoor aangesproken zal voelen. De commissie mist echter een uitwerking in het plan van hoe het festival de gemeenschap wil realiseren. Zo wordt haar niet duidelijk op welke manier dit tot uiting komt in de programmering. Verder is de commissie van mening dat het festival, met alle nieuwe onderdelen die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, zich eerder profileert als een festival van en voor makers. Hierdoor blijkt uit de aanvraag niet hoe het festival zich wil profileren voor reguliere dans- en theaterliefhebbers en expats. Ook de toevoeging van Groningen aan de steden waar het festival activiteiten onderneemt, wordt niet gemotiveerd op grond van de publiekspotentie. Zij krijgt al met al weinig beeld van de koppeling tussen de programmering en het publiek dat het festival hoopt te bereiken.
In de uitwerking van de concrete publieksbenadering hanteert het festival vier unique sellingpoints als uitgangspunt. Dit uitgangspunt en de inhoudelijke positionering sluiten volgens de commissie goed aan op de artistieke positie van het festival. Positief is de commissie eveneens over het stellen van concrete doelen. Hierbij plaatst zij tegelijkertijd diverse kanttekeningen. Zo ontbreken een concrete doelstelling en strategie voor het vergroten van het aantal betalende bezoekers. Het veranderen van de tone of voice en de huisstijl vindt de commissie niet getuigen van een strategie, omdat deze wijzigingen niet automatisch bijdragen aan een andere publiekssamenstelling. Onduidelijk blijft verder de rol van het online magazine in de marketing. Op basis van het plan is de commissie er niet van overtuigd dat het festival de ambities kan realiseren.
De commissie beoordeelt de inbedding als ruim voldoende.
Zij is van mening dat het festival met name in Amsterdam redelijk is ingebed. De commissie is positief over de langdurige samenwerking die de organisatie heeft met Theater Frascati, Mezrab en Framer Framed. In andere steden is het festival enigszins ingebed op artistiek vlak. Zo blijkt de relatie met Theater Rotterdam vooral gebaseerd te zijn op inkoop van programmering. De commissie is van mening dat er meer mogelijkheden zijn voor artistieke samenwerkingen met organisaties en podia die ook vanuit een interesse in de MENA-regio opereren, zowel in de thuisbasis Amsterdam als in de andere steden.
De commissie is van mening dat het festival op het gebied van educatie redelijk is ingebed. Het festival gaat langdurige samenwerkingen aan met kunstvakopleidingen en universiteiten in Amsterdam en Rotterdam om gastcolleges en activiteiten rondom het festival te organiseren. Ondanks dat het festival in het verleden workshops en voorstellingsbezoeken met middelbare scholen organiseerde, bevat het plan geen samenwerkingen met onderwijsinstellingen in het primair of voortgezet onderwijs in de omgeving. Onduidelijk is waarom deze samenwerkingen in de toekomst niet worden voortgezet. De commissie is van mening dat de aard van het festival meer mogelijkheden tot samenwerking met onderwijsinstellingen biedt.
De commissie is positief over de participatieprojecten die het festival organiseert in Amsterdam, waarmee het zich richt op groepen die minder snel in aanraking komen met theater. Daarvoor beschrijft het festival structurele samenwerkingen met verschillende organisatie, zoals Grey Vibes, Tugela85 en Wereldhuis. Het festival kan daarnaast rekenen op een groep vrijwilligers per editie, wat duidt op enig draagvlak, maar het is de commissie op basis van het plan niet duidelijk of dit ook betrekking heeft op de andere steden waar het festival activiteiten organiseert. Hierdoor is er volgens de commissie beperkt sprake van inbedding op maatschappelijk vlak.
De commissie vindt het positief dat Dancing on the Edge kan rekenen op structurele financiering van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.