Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s) als zeer goed.
Zij kent Cappella Amsterdam als een kamerkoor dat klassiek vocaal repertoire brengt uit verschillende stijlperiodes. Het kamerkoor is opgericht in 1970 en staat sinds 1990 onder leiding van dirigent Daniel Reuss. De afgelopen periode is dirigent Leonard Evers aangesteld als artistiek ontwikkelaar om nieuwe formats uit te werken. In 2018 won Cappella Amsterdam samen met het Orkest van de Achttiende Eeuw de klassiekemuziekprijs, de Ovatie voor het programma ‘Ein deutsches Requiem’ van Johannes Brahms. De concerten vinden plaats in het circuit van grote zalen en festivals in Nederland. Het kamerkoor doet een aantal internationale tournees per jaar.
De commissie constateert dat Cappella Amsterdam een moeilijke periode achter de rug heeft door het wegvallen van de structurele subsidie van het Fonds Podiumkunsten. Mede hierdoor zijn er volgens haar wisselingen geweest in de personele bezetting van de koorzangers. Dit heeft echter weinig invloed gehad op de samenklank van het koor. De commissie vindt dat deze nog steeds van hoge kwaliteit is. Zowel in groot bezet repertoire, zoals ‘Ein deutches Requiem’, als een programma met muziek van Josquin des Prez laat het koor horen over goed vakmanschap te beschikken. Ook de harmonische rijkdom van het werk komt hierin uitstekend naar voren.
Over de oorspronkelijkheid van de programma’s is de commissie enthousiast. Zij vindt dat het kamerkoor zichzelf in de afgelopen periode opnieuw heeft uitgevonden. Zij ziet dit onder meer terug in de gewaagde samenwerkingen die het koor is aangegaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor de productie ‘De Langste Nacht’, waarin Cappella Amsterdam oude koormuziek in een ongebruikelijke setting plaatste. De commissie vond dit een gedurfde combinatie. De artistieke signatuur van het kamerkoor is volgens haar aangescherpt door dit soort samenwerkingen.
De commissie vindt dat er van de concerten een sterke zeggingskracht uitgaat. Dit komt volgens haar mede door het hoge niveau van het kamerkoor. De commissie is ook positief dat Cappella Amsterdam experimenteert met verschillende presentatievormen, waarin een ‘mise en espace’ wordt toegepast. In het programma ‘Again and Again’ bijvoorbeeld, werkt de opstelling van de koorleden bijzonder goed zonder dat het afbreuk doet aan de zeggingskracht van de intense composities.
De commissie beoordeelt de kwaliteit van de activiteiten uit het plan als zeer goed.
Zij vindt dat Cappella Amsterdam een overtuigende aanvraag heeft ingediend en is vooral te spreken over de scherpe reflectie van het koor op de eigen positie in het veld. Hieruit spreekt gedrevenheid en de ambitie om zich verder te ontwikkelen en de grenzen van het klassieke koorgenre verder te onderzoeken. Dit ziet de commissie onder meer terug in het streven naar meer diversiteit en inclusie, dat op een inhoudelijke manier wordt vormgegeven. Als voorbeeld noemt zij een van de programma's in de reeks ‘De Veelstemmige Stad’, waarin getoond wordt hoe Byzantijnse en klassieke Arabische muziek bij elkaar komen.
De aandacht die Cappella Amsterdam heeft voor de plaatsing van de zangers om de muzikale communicatie te versterken, vindt de commissie een interessant artistiek speerpunt. Zij constateert voorts dat het koor voortbouwt aan een consistent en oorspronkelijk repertoire. De aandacht voor vrouwelijke hedendaagse componisten, zoals Kate Moore en Mathilde Wantenaar, vindt zij hierbij logisch aansluiten. Ook de keuze voor ‘May’ een nieuw werk van Louis Andriessen, in samenwerking met het Orkest van de Achttiende Eeuw, vindt de commissie oorspronkelijk.
De commissie noemt de plannen voor de komende periode geloofwaardig en breed van opzet, waarbij een goed evenwicht is gevonden tussen bekend en experimenteler repertoire.
De vijf programmalijnen zijn helder uitgewerkt. Daarbij vindt de commissie de keuze voor de samenwerkingspartners weloverwogen, en deze zijn alle van uitstekend niveau. Alhoewel de commissie graag iets meer toelichting op de “carte-blancheprogramma’s” had gelezen, heeft zij er op grond van het grote vakmanschap van de artistiek leiders vertrouwen in dat de artistieke signatuur van het koor ook daar gewaarborgd blijft. Zij vindt projecten onder de noemer ‘Cappella LAB’ vanwege de interdisciplinaire opzet prikkelend. Ook de overige gepresenteerde concerten acht zij aansprekend, zoals ‘De Grootinquisiteur’ rond het werk van Luca Marenzio, waarin het koor op zoek gaat naar componisten die hun tijd ver vooruit waren. Vanwege de goed doordachte programma’s en het uitmuntende uitvoeringsniveau heeft de commissie de verwachting dat de concerten van een grote zeggingskracht zullen getuigen.
De commissie beoordeelt de publieksfunctie als ruim voldoende.
Zij stelt vast dat Cappella Amsterdam in de komende periode klassieke concerten met koormuziek verzorgt. De commissie constateert dat het aantal aanbieders van dit type aanbod groot is, en dat het potentiële publiek voor dit soort aanbod eveneens groot is. Daarmee is er volgens de commissie sprake van een potentieel interessante toevoeging aan het podiumkunstenaanbod.
De commissie is van mening dat Cappella Amsterdam met zijn brede repertoire een onderscheidende positie inneemt binnen het podiumkunstenveld en daar een relatief groot publiek mee weet te bereiken. De commissie is gematigd positief over de publieksbenadering voor de komende periode. Zij vindt dat er enkele logische doelgroepen worden genoemd in het plan, en dat de beschreven marketinginspanningen voldoende zijn toegespitst op deze publieksgroepen. Wel plaatst zij een kanttekening bij de activiteiten op het gebied van social media, die zij tamelijk generiek beschreven vindt. De commissie kan zich goed vinden in het voornemen om meer concerten te spelen per productie. Ook de uitbreiding van het soort speelplekken, zoals het Holland Festival en festival Lowlands, kan volgens haar bijdragen aan het publieksbereik. Zij heeft dan ook de verwachting dat Cappella Amsterdam de geraamde publieksaantallen zal weten te realiseren, al vindt zij de beoogde groei weinig ambitieus ingezet.
De commissie is niet overtuigd van de geambieerde publieksdiversificatie. Cappella Amsterdam ziet mogelijkheden om via de nieuwe programmalijnen ook jong concertpubliek te verleiden, maar het plan maakt onvoldoende duidelijk hoe het koor dat precies wil bewerkstelligen. Zo worden er geen concrete pr-kanalen genoemd voor deze publieksgroepen. Ook de veronderstelling dat concerten met niet-westerse muziek vanzelf zullen leiden tot een meer divers publiek, vindt de commissie niet zonder meer aannemelijk, temeer daar deze publieksgroep niet verder wordt gespecificeerd.
De commissie beoordeelt de betekenis van de activiteiten voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk als ruim voldoende.
Zij is van oordeel dat er sprake is van betekenis op effect. Zij is positief over de aanzienlijke internationale werking van het koor. Dit blijkt onder meer uit het feit dat Cappella Amsterdam een forse Europese subsidie heeft ontvangen en dat een substantieel deel van het publiek internationaal is. Ook werkt het koor samen met voorstaande buitenlandse partners, zoals de Akademie für Alte Musik Berlin en het Ensemble InterContemporain, en treedt het regelmatig op op relevante buitenlandse podia.
Daarnaast waardeert de commissie de aandacht die het koor heeft voor talentontwikkeling. Zo investeert Cappella Amsterdam in de ontwikkeling van jonge zangers en dirigenten, en verstrekt het compositie-opdrachten aan talentvolle jonge componisten.
De commissie is van mening dat er geen sprake is van een bijzondere betekenis op inhoud, omdat het werk van Cappella Amsterdam geen aanbod betreft dat verder weinig te zien is in Nederland. Op basis van de aanvraag verwacht zij ook geen bijzondere betekenis op het gebied van vorm.
De commissie beoordeelt de inbedding als goed.
Zij constateert dat Cappella Amsterdam goed is verankerd in de culturele infrastructuur van Amsterdam. Zo werkt het koor structureel samen met een groot aantal Amsterdamse podiumkunstinstellingen, zoals het Orkest van de Achttiende Eeuw, de Nationale Opera, het Amsterdams Andalusisch Orkest en Holland Festival.
Daarnaast heeft de commissie waardering voor de samenwerkingsverbanden die Cappella Amsterdam aangaat op educatief vlak. Zo wordt via de programmalijn ‘Kids & koor’ ingezet op educatie en talentontwikkeling, onder andere door de oprichting van jeugdkoor Ah, Cappella! en door samenwerking met muziekcentra en middelbare en basisscholen.
De commissie stelt verder vast dat er in het plan weinig maatschappelijk gedreven samenwerkingsverbanden worden beschreven.
Tot slot is de commissie positief over de structurele subsidie die Cappella Amsterdam ontvangt van de gemeente Amsterdam, waarmee het gezelschap ook op financieel vlak goed is ingebed in de eigen omgeving.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.