Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s) als voldoende.
Zij kent de Laurenscantorij Rotterdam als een kamerkoor waarvan de bezetting aangepast kan worden aan verschillende samenwerkingspartners en aan het repertoire. Het Laurens Collegium Rotterdam en het grotere Rotterdam Symphony Chorus bestaan uit een keur aan professionele vocalisten. Zij brengen een repertoire van koormuziek uit verschillende stijlperiodes. De koren worden geleid door dirigent Wiecher Mandemaker. Samenwerkingspartners zijn onder andere het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Residentie Orkest en het Koninklijk Concertgebouworkest. In deze samenwerkingen wordt het koor vaak gedirigeerd door internationaal vermaarde gastdirigenten, zoals Valeri Gergiev. Vaste concertpodia zijn de Rotterdamse Laurenskerk en concertzaal De Doelen.
De commissie vindt dat het koor uit vocalisten bestaat die over gedegen vakmanschap beschikken. Het koor is functioneel en flexibel inzetbaar, en past zich gemakkelijk aan aan de verschillende dirigenten met wie wordt gewerkt. De vaste dirigent heeft volgens de commissie veel ervaring en weet een mooie samenklank en subtiele dynamiek uit de verschillende bezettingen naar boven te krijgen.
Wat betreft de oorspronkelijkheid van de eerdere producties is de commissie kritisch. Zij mist hierin een eigen signatuur en vindt dat het koor vaak een te ondergeschikte rol heeft in de samenwerkingen. De programma’s bij deze samenwerkingen zijn wel goed gekozen en origineel. De commissie schrijft dit eerder toe aan de hoofdproducent dan aan de inbreng van het koor. Een duidelijk voorbeeld hiervan vindt de commissie het oratorium ‘Jeanne D’Arc au bûcher’ met het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Stéphane Denève. De commissie hoort in het klinkende resultaat geen uitgesproken eigen inbreng.
Door de functionele invulling van de vocale partijen ervaart de commissie de concerten als een bijzondere belevenis. Dit geldt vooral voor de groot bezette koorwerken met het Rotterdam Symphony Chorus. De ‘Paradijsvogels’ vond zij minder zeggingskracht hebben doordat de artistieke uitwerking te voor de hand liggend was. Hierin ontbrak bijvoorbeeld ook een aansprekend vormgevingsconcept waaruit de verbinding tussen natuur en het gezongen werk naar voren komt. De commissie vindt dat door deze verschillen de zeggingskracht van de concerten wisselend is.
De commissie beoordeelt de kwaliteit van de activiteiten uit het plan als voldoende.
De plannen voor de periode 2021-2024 vormen volgens de commissie een voortzetting van het werk dat de Laurenscantorij in de afgelopen jaren heeft laten zien. Zij is van mening dat de reflectie op de voorgaande periode mager is. Er wordt in de aanvraag geen verbinding gemaakt met de activiteiten voor de komende periode. Hierdoor mist de commissie perspectief op een artistieke ontwikkeling van de Laurenscantorij.
De commissie constateert dat de Laurenscantorij haar plannen voor de komende periode heeft gerangschikt onder vier programmalijnen. De Laurenscantorij wil vooral uitgaan van de verbindende kracht van koormuziek, maar de commissie vindt dit gegeven slechts beperkt als rode draad in de plannen aanwezig. Zij ontwaart weinig samenhang tussen de vier lijnen. Het plan maakt daardoor op haar de indruk van een verzameling nogal uiteenlopende programma’s en projecten.
De commissie ziet enige oorspronkelijkheid in de programmalijnen kathedrale koormuziek en geëngageerde koorzang. Zij tekent hierbij aan dat zij de programmatische invulling van deze lijnen mager vindt. Zo is zij van mening dat de expertise van de combinatie koor en orgel die de Laurenscantorij als specialisme noemt in de lijn kathedrale koormuziek, een nadere uitwerking mist.
De intentie van de Laurenscantorij om in te zetten op wat zij geëngageerde koorzang noemt, vindt de commissie in aanzet interessant. Maar ook deze keuze vindt de commissie in de programma’s die onder deze artistieke lijn vallen te weinig uitgewerkt. Zo zijn de beoogde samenwerkingen met het KNMI of met André Kuipers nieuwsgierig makend, maar te weinig concreet om de commissie een helder beeld te verschaffen van wat de aanvrager hierbij voor ogen staat.
De commissie heeft vertrouwen dat de Laurenscantorij door het gedegen vakmanschap ook in de komende periode kwalitatief verzorgde concerten zal weten te geven, mede door de goede samenwerkingspartners waarmee het koor zich weet te verbinden. Zij vindt de plannen echter te weinig uitgewerkt om zicht te krijgen op projecten en uitvoeringen die een grote mate van zeggingskracht zullen hebben.
De commissie beoordeelt de publieksfunctie als ruim voldoende.
De commissie constateert uit de plannen dat de Laurenscantorij in de komende periode concerten met een brede keuze van koormuziek door de eeuwen heen wil verzorgen. De commissie stelt vast dat het aantal aanbieders van soortgelijk aanbod groot is. Zij stelt echter ook vast dat het potentiële publiek voor dit type aanbod eveneens groot is. Zij is daarom van mening dat sprake is van een potentieel interessante toevoeging aan het podiumkunstenaanbod.
De commissie is van mening dat de Laurenscantorij zich met haar aanbod duidelijk weet te positioneren en een relatief groot publiek weet te bereiken. Dit blijkt volgens haar uit de relatief hoge publieksaantallen die de Laurenscantorij blijkens de aanvraag de afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Ook het gemiddeld aantal bezoekers per concert vindt de commissie aanzienlijk. Uit eigen publieksonderzoek blijkt bovendien dat de Laurenscantorij een brede groep van luisteraars voor haar concerten weet te interesseren.
Het is de ambitie van de Laurenscantorij om een aanzienlijke stijging van de bezoekersaantallen te realiseren. De commissie vindt deze ambitie niet realistisch. Zij is kritisch over de beoogde uitbreiding van het aantal speelbeurten waarmee de Laurenscantorij een groot deel van deze publieksgroei wil bewerkstelligen. De strategie die tot een uitbreiding van het aantal speelbeurten moet leiden, vindt zij niet goed onderbouwd. Zo baseert de Laurenscantorij de uitbreiding van speelbeurten in kerken alleen op de contacten van Laurensorganist Hayo Boerema. Ook is het de commissie onduidelijk op welke wijze de Laurenscantorij de banden met programmeurs van concertzalen wil verstevigen.
De commissie constateert verder dat de Laurenscantorij zich voor een verbreding van zijn publiek wil richten op de doelgroep wijkgerichte vrijetijdsgenieters. Zij is van mening dat het koor goede stappen zet om deze doelgroep meer bij zijn activiteiten te betrekken. Zo wil de Laurenscantorij ervoor zorgen dat thema’s van programma’s aansluiten bij de interesses van deze groep. Daarnaast wil de organisatie samenwerkingen aangaan met voor deze groep vertrouwde organisaties, zoals Natuurmonumenten, NIOD en verenigingen die actief zijn rond herdenkingsdata. Ook wil het koor experimenteren met aanvangstijden, bijvoorbeeld door vaker overdag te spelen, en efficiënte publiciteit inzetten. De commissie is positief over deze strategie, maar merkt op dat zij de inzet van publiciteit weinig vindt uitgewerkt. Zij mist hierbij een koppeling tussen de publiciteitsmiddelen en de beoogde doelgroepen. Hierdoor is de commissie op voorhand er nog niet van overtuigd dat de beoogde verbreding wordt gerealiseerd.
De commissie beoordeelt de betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk als voldoende.
Zij vindt dat er sprake is van betekenis op effect. De commissie is van mening dat de door de Laurenscantorij beoogde oprichting van een Laurens Kooracademie Rotterdam een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de koormuziekpraktijk in Nederland. Door dit initiatief wil het koor jonge vocalisten begeleiden tot volleerd koorzanger en talentvolle koordirigenten coachen. Hoewel dit initiatief feitelijk nog van start moet gaan, ziet de commissie hierin potentie op grond van de betrokken deskundigen.
De commissie is van mening dat er geen sprake is van een bijzondere betekenis op inhoud, omdat het soort aanbod dat de Laurenscantorij verzorgt, geen aanbod betreft dat verder weinig te horen is in Nederland.
Ook vindt zij dat er geen sprake is van een bijzondere betekenis op vorm, aangezien de voorstellingen niet op een andere wijze tot stand komen dan gebruikelijk in de Nederlandse podiumkunstpraktijk. De commissie merkt hierbij op dat de flexibiliteit van de Laurenscantorij, waardoor deze in verschillende bezettingen kan optreden, niet leidt tot uitzonderlijke verschijningsvormen.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.
Deze aanvrager heeft een positief advies ontvangen voor subsidie binnen de culturele basisinfrastructuur 2021-2024. Daarom krijgt de aanvrager geen advies van het Fonds Podiumkunsten.